Heeft een slachtoffer een spierverslapper of GHB toegediend gekregen? Heeft iemand onder invloed van medicijnen een misdaad begaan? Het zijn vragen die Rogier van der Hulst en Dick-Paul Kloos van het Nederlands Forensisch Instituut dagelijks proberen te beantwoorden. ‘De waarheid is gekker dan ik zelf kan verzinnen.’

Forensische toxicologie combineert biologie, chemie en geneeskunde. ‘Bij alles wat we doen is de vraag of er een lichaamsvreemde stof in het spel is die een bepaald effect kan veroorzaken’, legt Rogier van der Hulst, forensisch toxicoloog bij het Nederlands Forensisch Instituut, uit. ’Dat is een medische vraag die we met chemie moeten oplossen.’ Het simpelste voorbeeld: is er alcohol in het bloed aanwezig en heeft dat de rijvaardigheid beïnvloed? Maar Van der Hulst en zijn collega Dick-Paul Kloos, analytisch chemicus, buigen zich ook over uiteenlopende moordzaken. De afdeling Toxicologie waar ze beide aan verbonden zijn, werkt aan zo’n 1500 tot 2000 zaken per jaar.

‘Je moet bedenken of je naar de stof zelf gaat zoeken of naar de metabolieten’

Dick-Paul Kloos

Van der Hulst bepaalt wat hij wil onderzoeken, Kloos bedenkt met welke analytische methodes dat moet gebeuren en ontwikkelt, waar nodig, nieuwe methodes. Van der Hulst interpreteert de uitslagen en licht de bevindingen toe in de rechtbank. Van der Hulst: ‘We vullen elkaar continu aan. Dick-Paul zit meer op de technische aspecten die nodig zijn om een stof te kunnen meten, ik meer op wat die in het lichaam doet. Het molecuul verbindt ons.’

Die nauwe samenwerking blijkt ook tijdens ons gesprek. De twee vullen elkaar continu aan. Kloos: ‘Soms wil Rogier een stof meten met een heel lage concentratie zodat ik extra trucs moet toepassen om die methode zover te krijgen, maar dan heb ik misschien meer bloed nodig. Rogier kan dan ingrijpen omdat hij nog meer analyses met het bloed wil doen.’ Van der Hulst: ’Maar het kan ook zijn dat we de standaardmethode niet kunnen gebruiken.’

NFI_EDV0463

Beeld: Eric de Vries

Links: Dick-Paul Kloos, rechts: Rogier van der Hulst

Hebben jullie daar een voorbeeld van?

RvdH: ‘Stel er wordt een zwaar ontbonden lichaam gevonden en er is geen bloed meer aanwezig. We willen onderzoeken of er GHB aanwezig is, en die analyse doen we normaal gesproken met bloed. Als alternatief kun je dan het beste naar hersenweefsel kijken. Ik bepaal dan samen met Dick-Paul of we genoeg weefsel hebben, welke methode we kunnen gebruiken, hoe we het sample op kunnen werken en welke analyse we doen om tot een goed resultaat te komen.’

Wat zijn de belangrijkste veranderingen geweest in jullie vakgebied de afgelopen 20 jaar?

DPK: ‘Tot twintig jaar geleden konden we slechts een beperkte hoeveelheid stoffen tegelijk aantonen. Ook verzamelden we samples tot de batch vol was en maten dan in één keer alles. Dat kon zo een week duren. Nu doen we die analyses drie keer per week ook al is de batch minder vol. Destijds gebruikten we nog immunochemische analyses om bijvoorbeeld cocaïne van amfetamine te onderscheiden, maar die methode laat niet zien om welke amfetamine het precies ging. Daarvoor had je dan nog aanvullend onderzoek nodig. Inmiddels gebruiken we hoge-resolutie massaspectrometrie. Daarmee kunnen we honderden stoffen tegelijk meten en de precieze stof aanwijzen.’

RvdH: ‘Een ander belangrijk aspect is dat de methodes veel gevoeliger zijn geworden. Hierdoor hebben we minder materiaal nodig. Twintig jaar geleden hadden we bijvoorbeeld drie milliliter bloed nodig voor alle onderzoeken, nu maar een halve milliliter of minder. Dat scheelt enorm. Je hebt niet altijd veel materiaal voorhanden en dan moet je soms lastige keuzes maken welke analyses je doet.’

‘Je hebt niet altijd veel materiaal voorhanden’

Rogier van der Hulst

Is het vakgebied ingewikkelder geworden doordat er nu meer mogelijk is?

RvdH: ‘Ik denk dat het makkelijker geworden is, maar je moet over meer mogelijkheden nadenken en je krijgt meer uitkomsten. Je kunt zelfs dingen meten die je eigenlijk niet wil zien.’

Zoals?

RvdH: ‘Als je heel lage concentraties kunt meten, kun je bijvoorbeeld ook allerlei voedingsstoffen tegenkomen of stoffen waar je aan wordt blootgesteld door gewoon over straat te lopen.’

DPK: ‘Een voorbeeld daarvan is GHB. Wij hebben allemaal een beetje GHB in ons lichaam. Het gaat pas een rol spelen bij vergiftiging in hoge concentraties.’

Beeld: Eric de Vries

Links: Dick-Paul Kloos, rechts: Rogier van der Hulst

Waar lopen jullie op technisch gebied nog tegenaan?

RvdH: ‘Het kan altijd beter. We zouden bijvoorbeeld nog breder en ongerichter onderzoek willen doen. Nu houd je stoffen vaak tegen een bibliotheek aan. Het zou mooi zijn als je iedere stof kunt identificeren zonder op voorhand te moeten kiezen welke het zou kunnen zijn.’

DPK: ‘Als ik naar de analytische kant kijk, zie ik ook uitdagingen op datagebied. Hoe meer je meet, hoe meer data je genereert. We hebben goede software nodig en meer kundige mensen die alles goed ordenen.’

RvdH: ‘En computerkracht voor snellere analyses. Als je aan een moordzaak werkt, wil je liever uitslagen binnen een week dan binnen een jaar.’

‘Met hoge-resolutie MS kunnen we honderden stoffen tegelijk meten’

Dick-Paul Kloos

Een jaar lijkt me erg hypothetisch, toch?

RvdH: ‘Ja, dat is wel zo maar toch staat er voor toxicologisch onderzoek standaard drie maanden. Dat vind ik te lang.’

Waarom kan het zo lang duren; is dat alleen ontbrekende computerkracht?

RvdH: ‘Nee. Als je een doodsoorzaak onderzoekt, weet je vaak niet weet wat je gaat tegenkomen. Soms ben je binnen een paar dagen klaar, maar er zijn ook ingewikkelder zaken. Dan probeer je meerdere technieken, na elkaar. Uiteindelijk vind je misschien een stof in verhoogde concentratie. Maar om een doodsoorzaak vast te stellen, heb je ook pathologie nodig. We moeten weten of iemand letsel heeft, of iemand een hersenbloeding heeft gehad en of iemand hoge concentraties kan tolereren. Dan kan de combinatie van toxicologie, pathologie en histologie lang duren.’

DPK: ‘Soms komt het ook door lullige praktische zaken hoor. Als je een referentiestof nodig hebt die alleen in Canada te krijgen is, kan het soms twee maanden duren voordat je een importvergunning hebt.’

NFI_EDV0378

Beeld: Eric de Vries

Links: Rogier van der Hulst, rechts: Dick-Paul Kloos

Onlangs kondigde het NFI een nieuw onderzoeksproject aan waarin jullie gaan samenwerken met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Amsterdam UMC en de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Daardoor kan nu één tand of één nagel gelijktijdig aan diverse onderzoeken worden onderworpen. In welke gevallen is dat nuttig?

RvdH: ‘Bijvoorbeeld als een lichaam heel lang ergens heeft gelegen; een onbekende dode waar je alleen een skelet van hebt. Of gevallen waarin pas heel laat aan het licht komt dat er een strafbaar feit is gepleegd en dat je iemand opnieuw moet opgraven. Of als een lichaamsdeel aanspoelt. Bij toxicologie werken we niet vaak aan tanden en nagels, maar je kunt er veel informatie uithalen.’

Welke informatie bijvoorbeeld?

RvdH: ‘We kwamen bijvoorbeeld ziekenhuismedicatie tegen. Maar ook drugs die zijn gebruikt in de weken voorafgaand aan het overlijden kun je terugvinden in een tand. Met behulp van het isotopenonderzoek van de VU kunnen we bepalen waar iemand vandaan komt aan de hand van bijvoorbeeld bepaalde voedingsmiddelen die kenmerkend zijn voor het gebied. En met koolstofdatering bij de RUG kunnen we met de tandwortel bepalen wanneer iemand is geboren en de nagels laten het sterfjaar zien. We kunnen er ook DNA uithalen en zo iemands geslacht bepalen. Door de tanden en nagels op de juiste manier te delen en te bewerken, kunnen we alle onderzoeken uitvoeren zonder elkaar in de weg te zitten.’

‘Je kunt zelfs dingen meten die je eigenlijk niet wil zien’

Rogier van der Hulst

De twee kwamen vrij snel na hun opleiding bij het NFI terecht. Kloos: ‘Tijdens mijn master wilde ik al graag stagelopen bij het NFI, maar op advies van mijn begeleider ben ik toen eerst naar het LUMC gegaan voor promotieonderzoek. Daar heb ik veel geleerd over chromatografische technieken, spectrometrie en biologische monsterbepalingen.’ Na zijn onderzoek zag hij een vacature bij het NFI en greep zijn kans. ‘De forensische toxicologie bleek het helemaal voor mij. Dat CSI-sausje over mijn werk is geweldig; dat ik een zaak in de media zie en denk ‘die ligt gewoon op mijn bureau’, ik kan helpen dit op te lossen.’

Van der Hulst: ‘Na vijf jaar als apotheker in een ziekenhuis wist ik “ik ga dit niet tot mijn pensioen doen”. Wat mij het meest raakt is onrecht, dus ik dacht aan politie of justitie. Toen zag ik een vacature bij het NFI en hier bleek ik helemaal op mijn plek.’

Hebben jullie een casus die je is bijgebleven?

DPK: ‘De gifmoorden in Amsterdam bijvoorbeeld [in 2013, red]. Een verdachte vermoordde jonge, gezonde Dominicaanse mannen met de spierverslapper succinylcholine om zo verzekeringsgeld op te strijken.’

RvdH: ‘Het middel is maar een paar minuten werkzaam. In het ziekenhuis wordt het gebruikt om een patiënt te intuberen. Intubeer je iemand niet nadat het is ingespoten, stikt iemand met volle bewustzijn. Een heel gruwelijke dood.’

’Het was een smoking gun zoals ik die niet meer ga meemaken’

Rogier van der Hulst

DPK: ‘Analytisch gezien was dit heel uitdagend, omdat de stof heel moeilijk te detecteren is in het lichaam, het verdwijnt snel. Daarom moet je het bloed heel snel stabiliseren. En je moet bedenken of je naar de stof zelf gaat zoeken of naar de metabolieten.’

RvdH: ‘Het is bovendien een aan stof die aan glas blijft plakken, dus we moesten de methode ombouwen en met plastic werken.’

NFI_EDV0320

Beeld: Eric de Vries

Links: Rogier van der Hulst, rechts: Dick-Paul Kloos

Hoe weet je dan dat je naar succinylcholine moet zoeken?

RvdH: ’We hadden meteen een niet-pluis gevoel, dus we hebben de politie gevraagd goed naar medicijnen te zoeken. Zij vonden bij de verdachte ampullen succinylcholine en gebruikte spuiten. Het was een smoking gun zoals ik die niet meer ga meemaken, denk ik. We hadden én bewezen dat de twee slachtoffers succinylcholine in hun bloed hadden, in de gevonden spuiten zat de stof, aan de drukkant van de spuit zat DNA van de verdachte én aan de naaldkant zat DNA van het slachtoffer.’ [In 2016 werd de dader tot levenslang veroordeeld, red.]

Rogier; in het ziekenhuis dacht je ‘dit wil ik niet tot mijn pensioen doen’. Dit werk wel?

RvdH: ‘Ja, zeker weten, voor altijd.’

DPK: ‘Dat geldt voor mij ook.’

RvdH: ‘Ik kan het verhaal boven tafel krijgen van mensen die dat zelf niet meer kunnen vertellen. Dat maakt dit werk heel mooi en spannend. De waarheid is gekker dan ik zelf kan verzinnen.’