Uit de kernreactoren van Fukushima kwam radioactief cesium vrij dat verpakt zat in glasachtige microdeeltjes. En dat dus lang niet zo snel wegspoelde als iedereen dacht, stelden Japanse chemici deze week tijdens een geochemiecongres in Yokohama.
Dat radioactieve cesium, voornamelijk Cs-134 en Cs-137 met halfwaardetijden van respectievelijk 2 en 30 jaar, behoort tot de belangrijkste producten van op hol geslagen kernreacties. Cesium lost op zich prima op in water. Aangenomen werd dus dat de fall-out vanzelf zou wegspoelen na een paar flinke regenbuien.
Maar volgens Satoshi Utsonomiya en collega’s dampte dat cesium niet op haar eentje de reactoren uit. De gesmolten kernbrandstof bereikte temperaturen van 2.200 K, voldoende om ook de stalen reactorvaten te laten smelten én het omringende beton te laten verdampen. IJzer, zink en cesium condenseerden samen tot vaste deeltjes, waar de damp van het beton vervolgens op neersloeg als een laagje SiO2.
Analyse van het stof, dat luchtfilters in Tokio een paar dagen na de kernramp opvingen, toont volgens de Japanners aan dat 89 procent van de radioactiviteit zich bevond in zulke glasgecoate deeltjes.
Het betekent dat cesium zich anders in het milieu verspreidt dan werd aangenomen: vlakbij zo’n deeltje piekt immers de radioactiviteit. Dat heeft ongetwijfeld ook gevolgen wanneer je zulke deeltjes inademt. Maar welke precies, is nog niet te zeggen.
Het betekent ook dat die deeltjes niet wegspoelen door een beetje regenwater, maar pas als je er de brandslang op zet.
bron: Goldschmidt Conference
Nog geen opmerkingen