Om aan de zwaar gesubsidieerde Europese behoefte aan bio-ethanol en biodiesel te voldoen moet zó veel nieuwe landbouwgrond worden ontgind dat er voorlopig eerder méér dan minder CO2 de atmosfeer in gaat. Dat valt op te maken uit het rapport ‘Het verborgen klimaateffect van biobrandstoffen’ dat de stichting Natuur en Milieu dit weekeinde de wereld in stuurde.

Het rapport bevat voor kenners weinig nieuws. Voor politici wellicht wél.

 

Het ‘verborgen effect’ betreft puur het kappen van bossen en het rooien van natuurgebieden teneinde ruimte te scheppen voor plantages. Bij het opruimen van al die biomassa (veelal door verbranding) komt zó veel CO2 vrij dat er soms honderden jaren nodig zijn om er voor te compenseren via het rijden op ‘groene energie’.

 

Over de mogelijkheid om de gerooide bomen eveneens om te zetten in biobrandstof wordt in het rapport niet gerept. Niet geheel onterecht, want het duurt nog jaren eer de hiervoor benodigde tweede-generatieprocessen op commerciële schaal beschikbaar zullen zijn.

 

Omdat planten niet echt efficiënt zijn als het gaat om het vastleggen van zonlicht en CO2 in biomassa, gaat het om enorme stukken grond. Wil Nederland bijvoorbeeld voldoen aan het Europese streven om in 2020 tien procent van alle transportbrandstof uit biomassa te laten komen, dan moet volgens het rapport op z’n minst de gehele provincie Noord-Holland worden omgetoverd in een plantage.

 

Volgens Natuur en Milieu kan de overheid dus beter stoppen met het stimuleren van het gebruik van biobrandstoffen waarvoor landbouwgrond nodig is.

 

bron: Natuur en Milieu

Onderwerpen