Cyanobacteriën produceren wereldwijd net zo veel koolwaterstoffen als de Amerikaanse aardolie-industrie. En dát is waaarom koolwaterstofminnende micro-organismen meteen paraat zijn als die industrie knoeit, suggereren biochemici uit Cambridge in PNAS.

Het is de tot nu toe meest plausibele verklaring voor de snelheid waarmee BP’s mega-olievlek in de Golf van Mexico indertijd leek te verdwijnen.

Die cyanobacteriën of blauwalgen zetten CO2 via fotosynthese om in alkanen en alkenen met een ketenlengte van 15 tot 19 koolstofatomen. Met name pentadecaan (C15H32) en heptadecaan (C17H36) vind je zelfs in ‘schoon’ zeewater terug, en die algen zouden daarvoor de verklaring kunnen zijn.

David Lea-Smith en collega’s rekenen nu voor dat de twee belangrijkste geslachten, Prochlorococcus en Synechococcus, wereldwijd zo algemeen voorkomen dat ze samen goed moeten zijn voor 308 tot 771 miljoen ton koolwaterstoffen per jaar. Dat is dus net zoiets als de 700 miljoen ton aardolie die in 2014 uit bronnen in de VS kwam.

Aangezien je in de oceanen slechts minieme sporen van die koolwaterstoffen terugvindt, mag je concluderen dat ze vrijwel direct weer worden afgebroken door micro-organismen die daarin zijn gespecialiseerd. De onderzoekers hebben trouwens experimenteel aangetoond dat er inderdaad soorten zijn die op kleine hoeveelheden heptadecaan kunnen overleven.

Loopt er dus een hoeveelheid aardolie de oceaan in, dan staan deze soorten al in de startblokken voor een rondje explosieve groei.

C&EN tekent er wel bij aan dat aardolie naast alkanen ook componenten als aromaten bevat, waar deze soorten zich voor zover bekend geen raad mee weten. Er moet dus nog meer aan de hand zijn.

bron: C&EN