Acetylcarnitine.

Met een aangepaste MRI-scan kun je de acetylcarnitinehuishouding in menselijke spieren volgen. Dat levert nieuwe inzichten op in ouderdomsdiabetes, schrijven Maastrichtse onderzoekers in het Journal of Clinical Investigation.

Dat acetylcarnitine ((R)-3-acetyloxy-4-trimethylammoniumbutanoaat) dient als tijdelijke opslag voor acetylgroepen in de mitochondriën, op momenten dat er meer acetyl-CoA wordt geproduceerd dan de citroenzuurcyclus nodig heeft. Dierproeven suggereren dat deze opslag een belangrijke rol speelt bij het constant houden van de glucosespiegel in het bloed, en dat haperingen hierin een factor zijn bij insulineresistentie en type 2-diabetes.

Maar tot nu toe kon je de (acetyl)carnitineconcentratie in spierweefsel alleen bepalen door een weefselbiopt te nemen, wat alleen een momentopname geeft en bovendien onaangenaam is voor de patiënt.

In Maastricht hebben ze nu dus ontdekt dat je acetylcarnitine ook kunt volgen met proton magnetic resonance spectroscopy (1H-MRS) oftewel kernspinresonantie (NMR) in vivo. En dat je dat voor elkaar krijgt met een gewone klinische MRI-scanner.

Eerste conclusie: bij mensen met diabetes type 2 is de acetylcarnitineconcentratie in de spieren inderdaad lager. Ook willen ze proberen of toediening van extra carnitine uit dierlijk spierweefsel (lees: vlees of vis) de concentratie structureel verhoogt en zo de suikerhuishouding permanent kan verbeteren.

bron: Universiteit Maastricht