Het vocht achter ons hoornvlies bevat minstens 763 verschillende eiwitten waarvan er 386 nog niet eerder op deze plek waren aangetroffen. Dat melden Indiase onderzoekers die het ‘kamervocht’ van 250 mensen door een hoge-resolutiemassaspectrometer hebben gehaald.

Akhilesh Pandey (Johns Hopkins School of Medicine, Baltimore), Krishna Murty (MRCOphth Institute of Bioinformatics, Bangalore) en collega’s vermoeden dat sommige van die 386 nieuwe eiwitten bruikbaar zullen blijken als biomarker voor diverse oogaandoeningen. Al kan die bruikbaarheid even op zich laten wachten omdat over die aandoeningen domweg nog te weinig bekend, zeker op moleculair niveau.

Dat kamervocht (aqueous humor, in het Engels) zit voorin het oog, tussen het hoornvlies en de lens in. Het voedt die onderdelen en regelt tevens de oogdruk. Er is eerder gepubliceerd over de eiwitsamenstelling, maar de concentraties zijn heel laag en dus kwamen er telkens andere aantallen uit.

In het tijdschrift Omics melden Pandey en Murthy nu hoe ze kamervocht hebben verzameld tijdens 250 staaroperaties. Ze plozen het vocht uit elkaar met SDS-PAGE gelelektroforese, kation-uitwisselingschromatografie en vloeistofchromatografie, waarna ze met een Fourier transform LTQ-Orbitrap Velos MS zo veel mogelijk eiwitten trachtten te identificeren.

Ze vonden er dus 763. Daarvan lijkt 35% extracellulair te zijn; 31% hoort thuis in uit cytoplasma van cellen, 17% in een celmembraan, 10% in een celkern en de rest ergens anders in een cel. Ook qua functie (teruggevonden via de Gene Ontology-database)is het een bont geschakeerd geheel: 18% is betrokken bij metabolisme, 20% heeft signaalfuncties, 20% dient voor de celgroei, 13% helpt bij de aanmaak van nieuwe eiwitten en 7% heeft een transportfunctie.

bron: Mary Ann Liebert