Ook verslaafd aan de tv-serie CSI? Sinds de uitzendingen in Nederland kloppen er meer studenten aan bij forensische opleidingen. Hoe zien echte cases eruit?

CSI: Las Vegas, Miami, New York

In de razend populaire tv-serie CSI moet de misdaad binnen één uur zijn opgelost. Het werkelijke werk is veel weerbarstiger. Tien ‘blunders’.

  1. De hoofdbestanddelen van de CSI-series zijn DNA en vingerafdrukken. Maar die zijn in het echt slechts in een kleine minderheid van de gevallen beschikbaar en leveren zeker lang niet altijd overtuigende resultaten op.
  2. Voor CSI-medewerkers zijn resultaten van DNA-tests meestal binnen een paar minuten beschikbaar: reken maar op enkele weken! Bovendien wordt een vies en bebloed kledingstuk eerst pijnlijk nauwkeurig beschreven, een ingewikkelde en langdurige klus.
  3. Bij CSI is het DNA altijd intact, het labwerk onberispelijk, de uitslag ondubbelzinnig.
  4. Echte technici spuiten geen chemische afdichter in steekwonden om een afgietsel van het wapen te maken.
  5. Apparaten die parfum oppikken van luchtjes die aan kleren hangen, zijn echt nog in een experimentele fase.
  6. CSI-mensen hebben nooit een pen of blocnote in de hand: ze maken nooit aantekeningen, maar hebben blijkbaar een fotografisch geheugen.
  7. Tv-onderzoekers lijken in elk afzonderlijk detail van de zaak topexpert te zijn. Dat is allang niet meer zo: ieder zijn vak! Zo kent het NFI alleen al binnen de Onderzoeksafdeling Chemie negen deskundigheidsgebieden: verf, glas, brand, explosies en explosieven, vingersporen, vezels en textiel, handschrift, machine en printerschrift, en documenten.
  8. CSI-mensen zien altijd onmiddellijk dat ene microscopische stukje bewijs dat aan de zaak een heel andere wending geeft. De werkelijkheid is dat onderzoekers zelden verborgen bewijzen tegenkomen.
  9. CSI-mensen zijn geobsedeerd door verduisterde kamers en gebruiken liever een sterke zaklamp dan de gordijnen of luiken open te doen. Daglicht is altijd beter, en sterke lichtbundels werpen hinderlijke schaduwen.
  10. Echte misdaadonderzoekers zien er niet uit als fotomodellen in modieuze pakken en suède, rijden geen Hummer, zeggen niet constant slechts zinnige dingen.

NICC: Brussel

Kleuring

De Belgische westkust. Een wagen met Franse nummerplaat stopt bij een wissel­automaat, een man stapt uit en wisselt wat briefjes van 20 euro om in muntstukken. Hij wordt, zoals iedereen, gefilmd door een veiligheidscamera. Later wordt bij het legen van de automaat een verdachte rode kleuring van de biljetten opgemerkt.

Hetzelfde scenario speelt zich op dezelfde dag af bij verschillende automaten in de omgeving. Vergelijking van het videomateriaal toont steeds dezelfde persoon.

De politie is nu op haar hoede en bij het volgende bezoek van de persoon, enkele dagen later, pakt ze hem op. Ze stuurt de biljetten naar het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) voor verdere analyse. Dat toont aan dat de rode kleuring afkomstig is van een veiligheidsinkt. Die inkt wordt gebruikt in de ‘intelligente’ koffers voor geldtransport. Enkele dagen later is het duidelijk van welke overval de biljetten afkomstig zijn. De politie stelt een internationaal onderzoek in om te achterhalen hoe het geld bij de koerier is terechtgekomen.

Geldtransporten zijn in België gereglementeerd sinds een aantal hold-ups in de jaren negentig. Het is verplicht de bankbiljetten te vervoeren in speciale containers, de zogenoemde intelligente koffers, die zijn voorzien van een ontwaardingssysteem. Indien iemand een koffer opent zonder de gepaste autorisatieprocedure, worden de biljetten besproeid met een veiligheidsinkt, waardoor ze onuitwisbaar worden gemarkeerd en dus niet meer zijn te gebruiken of om te wisselen.

Verdachte kleuring van biljetten wordt chromatografisch onderzocht op de aanwezigheid van een veiligheidsinkt en identificatie van de inktfabrikant. De verschillende inkten bevatten naast hun specifieke kleurstoffen ook markeerders, producten die in lage concentratie worden toegevoegd en die uniek zijn voor een bepaalde container.

(bron: dr. Gilbert De Roy, werkleider materiaalonderzoek, NICC, Brussel)

NFI: Den Haag

Benzine

In de nacht van 25 maart 1997 staat in de Haagse Schilderswijk een huis in lichterlaaie. Er woont een Turks gezin met tien kinderen. De vader staat in paniek op straat te gebaren dat zich in de woning nog familieleden bevinden. Eenmaal binnen vindt de brandweer het ontzielde lichaam van de 33-jarige moeder en vier van haar tien kinderen. Een baby van anderhalve maand overlijdt later in het ziekenhuis. Een dochter ontspringt de dans met gebroken benen, een broertje raakt ernstig gewond.

Dit gebeurt net in een tijd dat er nogal wat aanslagen op buitenlanders worden gepleegd. Ook nu denkt men onmiddellijk aan een racistische aanslag. Er komt zelfs een delegatie uit Turkije naar Den Haag.

De technische recherche vindt in de kruipruimte onder de voordeur benzineresten. Onder een in de buurt geparkeerde auto ligt een jerrycan met nog wat benzine. Men schakelt het NFI in en formeert een onderzoeksteam.

Iemand van het NFI doet de gelukkige suggestie de politie meteen alle tankstations in de omgeving te laten bemonsteren. Ook nemen de politiemensen alle bewakingsvideo’s mee. De chemici van het NFI vergelijken de benzine van ongeveer veertig tankstations met het restje in de jerrycan. Die komt overeen met de benzine van een station in de buurt. Gelukkig is daar ook een bewakingsvideo. Daarop is duidelijk iemand te zien die een jerrycan vult. Ze laten de Turkse vader de video zien. Hij herkent zijn neefje, met wie hij een paar weken eerder ruzie had.

Zelfs al is het merk hetzelfde, verschillende pompstations laten toch een aanzienlijke variatie zien in benzinesamenstelling. Forensisch chemici kunnen die analyseren met gaschromatografie. Dat levert een patroon op van de verschillende koolwaterstoffen in het benzinemengsel. Je moet er dan rekening mee houden dat als benzine indampt de concentratie aan zwaardere componenten stijgt. Bij een brand kunnen benzineresten bovendien vervuild raken door verbrandingsproducten. Gelukkig vond men in deze zaak ook relatief schone benzineresten in het zand onder het huis.

(bron: dr. Gerard van der Peijl, forensisch chemicus, NFI)

NFI: Den Haag

Glassplinters

Zaterdagavond. Aat van O. verlaat zwaar beschonken de kroeg en kruipt achter het stuur van zijn witte Mercedes. Hij giert weg, maar moet een paar straten later vol op zijn rem gaan staan: een Volkswagen Golf die voor hem rijdt, stopt voor een overstekende voetganger. Van O. denkt dat hij de Golf heeft geraakt, achtervolgt de auto en rijdt hem klem. Hij rukt het portier open en ziet een jongen zitten, met een meisje naast hem. Hij geeft de jongen een paar klappen en sommeert hem vervolgens hem naar zijn woonplaats te volgen om de schade te regelen. Bij een stoplicht sorteren ze links voor, maar bij groen stuift de Golf rechtuit weg. Van O. zet op de donkere weg een wilde achtervolging in. Met groot licht en een snelheid van minstens 140 km kleeft hij aan de bumper van de Golf en beukt aan de zijkant op de auto in. Het meisje belt huilend de politie. De Golf remt, maar de jongen verliest de macht over het stuur. De wagen wordt door de Mercedes geraakt en slaat te pletter tegen een boom. De bestuurder is op slag dood, het meisje zwaar gewond. Van O. slaat, met een gesneuvelde koplamp, op de vlucht.

Als de politie ter plaatse komt, vindt ze glasscherven en verfsplinters. Die gaan in een zakje naar het NFI, waar de chemie-expert binnen een dag concludeert dat het gaat om een 11 jaar oude Mercedes. Hierdoor is de auto snel op te sporen en kan Van O. worden gearresteerd.

Verf is te typeren op kleur, bindmiddel­samenstelling en toevoegingen. Met name bindmiddelen (polymeren) maken de verf tot op zekere hoogte uniek. Identificatie van autoverven kan alleen indien er een vergelijkingscollectie bestaat. De European Collection of Automotive Paints onderhoudt een databank voor het European Network of Forensic Science Institutes. Ook voor glas bestaat een databank, waarin de codes op het glas van de lampen van Europese auto’s worden bijgehouden.

(bron: Ben van der Have: Forensich Onderzoek; het NFI en de wetenschap tegen de misdaad, Uitgeverij Veen 2006)

Bron: Studentenspecial C2W15

Onderwerpen