IgG-antilichamen klitten op het oppervlak van een verdachte cel met z’n zessen samen. En dat hexameer is de schakelaar die het complementsysteem op die cel afstuurt, melden Leidse en Utrechtse onderzoekers in Science.

Ze presenteren het als een stap in de richting van verbeterde immuuntherapie tegen kanker. Ze hebben al een mutatie gevonden die het effect behoorlijk versterkt door slechts één aminozuur te vervangen.

Dat IgG (voluit immunoglobuline G) is het meest voorkomende type antilichaam in het menselijk bloed. Bekend was al dat het bindt aan een eiwitcomplex genaamd C1, dat via een cascadereactie het complementsysteem aanzet. Dit is een systeem van plasmaeiwitten dat in een kettingreactie celdood in gang kan zetten van ongewenste cellen. Samen met je antilichamen en witte bloedcellen vormt het een belangrijk deel van je afweer wanneer je in contact komt met micro-organismen of ook kankercellen. Al veel onderzoek werd er naar het systeem uitgevoerd, waarbij alle plasmaeiwitten C1 tot en met C9 werden ontdekt. Hoe het systeem echter geactiveerd kon worden was tot nog toe onbekend.

Met een combinatie van cryo-elektronenmicroscopie en röntgenkristallografie is dat nu eindelijk goed in beeld. Kennelijk kan één los IgG-antilichaam wel C1 binden en het complementsysteem een heel klein beetje activeren, alleen richt dat in de praktijk weinig uit.

Zit IgG eenmaal vast aan een celmembraan, dan kunnen vijf collega’s zich kennelijk vrij gemakkelijk aan elkaar én dat celmembraan binden zodat je een zeshoekig hexameer krijgt. En op de spits daarvan wordt C1 pas écht volop actief.

Onderzocht wordt nog of je via genetische modificate ook andere typen antilichamen kunt aanzetten tot hexameervorming, en of ze dan eveneens C1 verhevigd activeren. Als dát lukt, zou het de mogelijkheden voor immuuntherapie behoorlijk verruimen.

bron: UU, Science

Onderwerpen