Hoewel universiteiten claimen dat ze hun promovendi voorbereiden op de volgende stappen in hun loopbaan, ziet Isabelle Kohler een kloof tussen wat die academische training biedt en wat early-career onderzoekers nodig hebben om goed voorbereid de ‘echte’ wereld in te trekken. 

De laatste maanden heb ik bij Nederlandse universiteiten, umc’s en onderzoeksinstituten presentaties gegeven aan promovendi en postdocs over carrièreplanning. Hoewel ik dit ontzettend graag doe, was het frustrerend om te merken dat deze instellingen nog steeds studenten niet goed voorbereiden op wat er na hun promotie komt.  

En ja, universiteiten bieden cursussen over professionele ontwikkeling, sommige zijn zelfs verplicht, maar deze zijn voornamelijk gericht op academische vaardigheden zoals het schrijven van onderzoeksvoorstellen, het maken van conferentiepresentaties of het publiceren van wetenschappelijke papers. Nuttig? Zeker. Voldoende? Bijlange na niet.  

Na afloop van een van deze presentaties hoorde ik van deelnemers dat ze nu voor het eerst, na al 3,5 jaar bezig te zijn met hun promotieonderzoek, concrete informatie hadden gekregen over wat zoal de professionele mogelijkheden zijn na je PhD. Ironisch genoeg claimt de instelling die me had uitgenodigd op hun site dat ze ‘PhD studenten voorbereidt op hun verdere loopbaan’ terwijl hun programma geen enkele daarvoor relevante cursus biedt.

‘Er is een mismatch tussen wat universiteiten en werkgevers zien als career preparation’ 

Dit is geen geïsoleerd voorbeeld, maar een illustratie van het systemische gat in het academische traject. Universiteiten kunnen, en moeten, jonge wetenschappers veel beter voorbereiden op de arbeidsmarkt  in de ‘echte’ wereld. Hoewel ze allemaal dus wel iets doen aan professionele ontwikkeling zie ik twee grote beperkingen. Allereerst is er die (te) smalle focus op vaardigheden die vooral nuttig zijn in een academische omgeving. Er is een duidelijke mismatch tussen wat universiteiten zien als zogeheten transferable skills, en wat werkgevers in het bedrijfsleven als zodanig (h)erkennen.  

Het tweede grote probleem is dat maar weinig PhD studenten deze cursussen daadwerkelijk volgen. Ik begrijp wel waarom. Promotoren en begeleiders zijn vaak sterk gericht op wat er nú opgeleverd moet worden en zijn niet bezig met wat de jonge onderzoeker na de promotie gaat doen. Op hun beurt worden PhD studenten overspoeld met deadlines en experimenten, waardoor er nauwelijks tijd overblijft om over de toekomst na te denken. Met als gevolg dat het verkennen van de carrièremogelijkheden pas in beeld komt tegen het eind van de promotietijd, als de tijdsdruk enorm is en het aantal mogelijkheden beperkt lijkt.  

Het merendeel van de gepromoveerden gaat werken buiten de academische muren en het wordt tijd om dat eens te erkennen en het systeem daar ook op af te stemmen. Universiteiten moeten budget, tijd en energie vrijmaken om early-career wetenschappers serieus voor te bereiden op hun volgende stappen. Uiteindelijk draait het allemaal om impact. Als ons doel is om wetenschappers op te leiden die ergens in de maatschappij het verschil maken, dan is een gedegen voorbereiding op die loopbaan niet langer optioneel, maar essentieel.  

Isabelle Kohler is universitair docent aan de VU Amsterdam, oprichter van NextMinds en columnist bij C2W International. De oorspronkelijke versie van dit artikel verscheen op 13 mei 2025.  

Reageren? redactie@kncv.nl