‘Afstelling van genen verschilt tussen hoger- en lageropgeleide Nederlanders’ kopte een persbericht van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) op 27 maart. De media pikten het nauwelijks op, terwijl zoiets toch alles in zich heeft voor een fijne discussie of controverse.

Bij 58 van de 400.000 onderzochte gebieden op het DNA van 4.000 Nederlanders vonden de VU-onderzoekers een significant verschil in methyleringspatroon tussen mensen van verschillende opleidings­niveaus. Methylering van DNA is een zogenoemde epigenetische verandering: het DNA zelf verandert niet, maar een regelniveau erboven wel. In dit geval gaat het om een methylgroep die speciale enzymen aan DNA koppelen, wat ervoor zorgt dat een gen slechter afleesbaar is.

Bij lageropgeleiden staan dus andere genen aan of uit dan bij hogeropgeleiden. Zonder context is dit een opzienbarend gegeven, maar mét context eerder een open deur, want de 58 gevonden genen bleken namelijk onder meer betrokken bij het immuunsysteem en blootstelling aan sigarettenrook en fijnstof. De weinig verrassende interpretatie van de data: lageropgeleiden hebben een ongezonder voedingspatroon, roken vaker en meer, wonen vaker dicht bij hoge concentraties fijnstof, en zijn om onder meer die redenen vaker ziek. Dat wisten we al, en nu zien we het ook in ons DNA terug.

Nu de correlatie is vastgesteld, rijst de veel interessantere vraag of dit andere methyleringspatroon nu een gevólg is van de andere levensstijl van lageropgeleiden, of dat het een óórzaak is van bijvoorbeeld een lager IQ of minder doorzettingsvermogen en daardoor lagere opleiding. Deze vraag stellen de onderzoekers aan het eind van het pers­bericht: ‘De volgende uitdaging is om een onderscheid te maken tussen genen waarvan het DNA-methyleringspatroon een oorzaak is voor opleidingsniveau en roken en genen waarvan het DNA-methyleringspatroon slechts een gevolg daarvan is.’

Daarmee schiet de discussie direct in een veel controversiëlere hoek. Wat als de VU-onderzoekers ontdekken dat methylering van specifieke genen leidt tot een lager opleidingsniveau? ‘Opleidingsniveau’ is trouwens een geweldig vage term: het IQ speelt natuurlijk een rol, maar ook stimulering door de naaste omgeving, intrinsiek doorzettingsvermogen en sociale klasse zijn van belang. En opleidingsniveau zegt lang niet alles over maatschappelijk succes.

Nu screenen we bij de geboorte op ziektes; wat als we straks gaan screenen op ‘kans in de samenleving’? Het is een zorgelijke ontwikkeling die echter moeilijk te stoppen valt. De screeningsdrang van jonge ouders is groot: bijna iedereen wil een mooi, intelligent, sociaal vaardig en gezond kind met volop kansen in de samenleving.

Beelden van een dystopische samenleving als in Brave New World drongen zich aan me op. Ouders van kinderen met Down krijgen nu soms al het schandelijke impliciete verwijt dat ze dit ‘hadden kunnen voorkomen’. Alsof kinderen die niet perfect zijn – volgens arbitraire maatstaven – niet waardevol zouden kunnen zijn.