Blaasjes gemaakt van levende cellen verstoppen medicijnen beter voor het immuunsysteem dan meer conventionele verpakkingen, zo valt te lezen in een publicatie in Nano Letters. De onderzoekers wilden medicijnen en nanodeeltjes verpakken in een materiaal dat zoveel mogelijk op een levende cel lijkt zodat het immuunsysteem de pakjes minder snel herkent als lichaamsvreemd en vervolgens opruimt.

Als uitgangspunt voor de blaasjes (“vesikels”) gebruikten de onderzoekers zowel HEK293cellen als 3T3cellen. Eerst verzwakten de onderzoekers met cytochalastine-B de interacties tussen het cytoskelet en celmembraan. Vervolgens voegden ze trypsine toe en na schudden vormden zich zogenoemde celmembraancapsules (CMCs).

 

Deze CMCs verschilden weinig van de levende cellen waar ze van gemaakt waren; ze bevatten geen celkern maar wel cytoplasma en celmembraan. Omdat ook de eiwitten uit het cytoplasma en in het celmembraan in de CMCs terechtkomen, testten de onderzoekers of bepaalde eiwitkanalen medicijnen weer uit de CMCs kunnen pompen en dit bleek inderdaad het geval te zijn.

 

Om te bepalen of en hoe snel de CMCs door macrofagen worden herkend en opgenomen lieten de onderzoekers de CMCs nanodeeltjes opnemen via diffusie en stelden ze vervolgens bloot aan menselijke macrofagen. Ze bepaalden vervolgens na 1 en 24 uur door middel van flowcytometrie hoeveel van de CMCs door de macrofagen waren opgenomen.

 

Na 1 uur was 13 tot 17 procent van de CMCs door de macrofagen opgenomen, en een dag later was dit opgelopen naar 30 tot 38 procent. Conventionelere verpakkingen werden een stuk sneller door de macrofagen herkend: PLGAdeeltjes waren na een dag al voor 90 procent verdwenen, hetzelfde gold voor 92% van de lipidevesikels.

 

CMCs kunnen volgens de onderzoekers van verschillende soorten cellen worden gemaakt, zodat het mogelijk is om CMCs te maken met specifieke eigenschappen van het celmembraan en cytoplasma, zoals de membraanpompen.

 

Bron: ACS

 

Onderwerpen