Sinds januari van dit jaar is prof. dr. ir. Richard van de Sanden de nieuwe directeur van het FOM-instituut voor Plasmafysica Rijnhuizen, kortweg FOM-Rijnhuizen. Onder zijn leiding zal het instituut, dat nu nog gevestigd is op landgoed Rijnhuizen te Nieuwegein, in 2015 verhuizen naar de campus van de TU Eindhoven, waar het zich uitbreidt tot hét Nederlandse instituut voor fundamenteel energieonderzoek.

Van de Sanden was voordat hij directeur van FOM-Rijnhuizen werd hoogleraar aan de TU/e. Volgens hem zal dit sommige delen van de verhuizing iets makkelijker maken, vooral op het gebied van voorbereiding, maar hij verwacht hier geen enorme voordelen van: ‘De samenwerking tussen FOM-Rijnhuizen en de universiteiten is altijd goed geweest en zowel wij als de TU/e zijn enthousiast over de verhuizing. Het feit dat ik hoogleraar aan de TU/e ben geweest voegt daar niet veel aan toe.’

De verhuizing naar de TU/e-campus heeft alleen praktische redenen, zo benadrukt Van de Sanden: ‘We blijven een volledig zelfstandig instituut. De nabijheid van een universiteit betekent vooral dat we meer interactie met studenten, promovendi en postdocs zullen hebben en dat komt het onderzoek alleen maar ten goede.’

De verhuizing gaat echter een stuk verder dan alleen een nieuwe locatie; ook de rol van FOM-Rijnhuizen verandert. Het instituut begon in 1959 als Nederlands centrum voor onderzoek aan kernfusie en wordt uitgebreid tot een nationaal instituut voor funderend energieonderzoek. Voorlopig heeft het nieuwe instituut de werknaam DIFFER (Dutch Institute for Fundamental Energy Research). DIFFER zal onder meer een aantal focusgroepen op het gebied van energieonderzoek oprichten die bij andere universiteiten worden ondergebracht.

Van de Sanden: ‘We worden een fundamenteel energie-instituut en krijgen een nationaal coördinerende functie op het gebied van fundamenteel energieonderzoek. Hierin onderscheiden we ons van ECN, dat zich meer richt op de link met de industrie en toegepast onderzoek. We brengen de belangrijke Nederlandse spelers op het gebied van energie samen.’ Als gevolg van deze nieuwe taak van FOM-Rijnhuizen, zal het instituut zich ook meer bezig gaan houden met chemie, vertelt Van de Sanden: ‘Energieonderzoek is in essentie fysisch-chemisch onderzoek.’ Maar ook het huidige onderzoek zal op volle toeren door draaien, zoals het onderzoek naar plasma-wand-interacties in kernfusiereactoren. De ontwikkeling van het instrument Magnum-PSI is bijna voltooid en hiermee heeft FOM-Rijnhuizen een wereldwijd uniek onderzoeksintrument in handen.

Het nieuwe fundamentele energieonderzoek binnen Rijnhuizen zal zich richten op zogenoemde solar fuels: zonnebrandstoffen. ‘Daarbij richten we ons niet zozeer op het genereren van zonne-energie, maar we kijken verder, bijvoorbeeld naar het opslagprobleem in de vorm van vloeibare brandstoffen.’

Als antwoord op de vraag of het dan niet gaat over heel concrete zaken, in plaats van het eerder genoemde fundamentele onderzoek, legt Van de Sanden uit dat beide niet zo ver van elkaar staan als vaak wordt gedacht. ‘Een van de ideeën is om de zonne-energie te gebruiken voor een closed cycle koolstofdioxide-systeem. Hierbij worden koolstofdioxide en water met behulp van duurzame energie, zoals zonne- en windenergie, omgezet in grotere vloeibare koolwaterstoffen. Op die manier maak je dus een energiedragende brandstof uit koolstofdioxide. Een tussenproduct is koolmonoxide, dat ontstaat door dissociatie van koolstofdioxide. Dat kan van groot belang zijn voor de polymeerindustrie, omdat koolstofmonoxide een startpunt is voor de vervaardiging van plastics. Ook deze industrie wordt getroffen door de afnemende hoeveelheid olie op de planeet en ook deze industrie zoekt daarom naar alternatieven.’ Dit onderzoek kan mogelijk leiden tot de uiteindelijke vermindering van koolstofdioxide in de atmosfeer en dus bijdragen aan het terugdringen van het versterkte broeikaseffect.

Hoewel onderwijs- en onderzoeksinstellingen flink getroffen worden door de bezuinigingen van de overheid, maakt Van de Sanden zich geen zorgen: ‘Deze regering kijkt op het gebied van energie meer naar de korte termijn dan naar de lange; volgens mij begrijpen ze de problemen niet helemaal. Toch zien ze wel in dat het thema energie te belangrijk is om te laten vallen. Nee, energie wordt geen kind van de rekening.’

Een instrument dat niet meeverhuist naar Eindhoven, is de laserfaciliteit Felix/Felice, een vrije-elektronen infraroodlaser. Deze wordt in 2013 ondergebracht bij de Radboud Universiteit in Nijmegen, waar momenteel hard gewerkt wordt aan Flare, een vrije-elektronenlaser die dit jaar in werking wordt genomen. Het laserlicht van Felix/Felice is af te stemmen in golflengte, energie en pulsduur, zodat wetenschappers heel specifiek onderzoek met de microscoop kunnen verrichten. De Flare-faciliteit in Nijmegen produceert laserlicht in een golflengtegebied naast Felix en Felice en de installaties vullen elkaar daarom aan. Van de Sanden: ‘Door de twee lasers op één locatie samen te brengen, creëer je een unieke onderzoeksfaciliteit.’

De verhuizing naar de TU/e-campus zal stapsgewijs verlopen, om het onderzoek van FOM-Rijnhuizen zo min mogelijk te hinderen. Deze verhuizing is bij de medewerkers positief ontvangen; het komt het onderzoek allemaal ten goede. Maar Van de Sanden kan niet ontkennen dat het bij velen toch een raar gevoel geeft: ‘De locatie is hier prachtig. Wie doet er nu onderzoek op zo’n prachtig landgoed? Maar op de TU/e-campus krijgen we ook een prachtig nieuw gebouw en een inspirerende omgeving in de vorm van een levendige universiteitscampus.’

Op de nieuwe locatie krijgt FOM-Rijnhuizen ook meer medewerkers. Momenteel zijn het er circa 175; op de locatie in Eindhoven zullen het er zo’n 200 zijn. ‘Het merendeel van de nieuwe medewerkers zal bestaan uit studenten, promovendi en postdocs’, aldus Van de Sanden.

Aantal medewerkers FOM Rijnhuizen:

  • 40 wetenschappelijke stafleden
  • 34 promovendi in 2010
  • 25 buitenlandse gasten en postdocs (gemiddeld)
  • 55 technici
  • 20 administratieve medewerkers

Onderwerpen