Aan defecten in vaste materialen kun je aflezen of er in het recente verleden een kernwapen naast heeft gelegen. Handig als je achter terroristen of foute regimes aan zit, schrijven de Amerikaanse onderzoekers Rob Hayes en Sergey Sholom in het aan straling gewijde tijdschrift Health Physics.

Het betekent dat de hele wereld voortaan als het ware vol ligt met low-resolution integrating gamma-ray spectrometers, stelt Hayes in een persbericht. ‘We can always go back and measure what was present. There’s no hiding.’

Het onderliggende idee is dat ioniserende straling niet voor niets zo heet: ze slaat valentie-elektronen uit hun baan en creëert zo ionen. In harde, vaste, isolerende materialen zoals glas of keramiek duurt het heel lang eer zulke defecten zichzelf herstellen. Tot die tijd kun je ze met MRI- en luminescentietechnieken zichtbaar maken.

Volgens Hayes is het vergelijkbaar met de manier waarop moderne stralingsdosimeters werken.

Je kunt zo vaststellen óf in een ruimte radioactief materiaal heeft gelegen en hoe radioactief het ongeveer moet zijn geweest. Door metingen te doen op een aantal verschillende plekken kun je ook globaal vaststellen wáár het precies lag - dicht bij de bron is de schade immers het grootst.

Door te meten hoe diep de ioniserende straling in de materialen is gedrongen, kun je zelfs een idee krijgen van de aard van die straling, en dus van het type stralingsbron. Erg nauwkeurig zal het nooit worden maar het verschil tussen een restje medische isotopen en een vuile bom moet je toch wel kunnen zien.

Overigens is het nog niet meer dan een proof of principle. Hoe bruikbaar het in de praktijk is, is afwachten.

bron: North Carolina State University